6000 jaar wonen aan de voet van de Markelose berg
Markelo – De gordeldekzanden aan de voet van de Markelose berg boden in het verleden een gunstige vestigingslocatie voor de mens. Dit werd opnieuw duidelijk bij de in september – oktober 2017 door SOB Research uitgevoerde opgraving in de dorpskern van Markelo. De archeologische vindplaats die werd aangetroffen heeft veel nieuwe informatie opgeleverd die het lokale belang overstijgt. Uit vrijwel elke periode van de afgelopen 6000 jaar werden vondsten gedaan. Vooral de archeologische resten uit het Midden Neolithicum – Vroege Bronstijd en uit de Vroege Middeleeuwen (7de – 9de eeuw) behoren tot nauwelijks onderzochte perioden binnen Twente. Ook de resten van een aftapoven voor ijzerproductie uit de Volle Middeleeuwen zijn in Twente een bijzonder fenomeen.
Bij de opgraving zijn archeologische resten aangetroffen uit verschillende perioden en van verscheidene aard. De oudste vondsten (op één enkele losse vuursteenvondst uit het Mesolithicum na) dateren uit de periode van het Midden Neolithicum tot en met de Vroege Bronstijd. Uit deze periode zijn (vuur)steenvondsten aangetroffen, waaronder fragmenten van bijlen en pijlspitsen, maar ook een aantal aardewerkfragmenten van zowel Trechterbeker-, Klokbeker-, alsook Wikkeldraadbeker-aardewerk.
Ook zijn uit deze periode concentraties grondsporen aangetroffen, maar deze kunnen door een gebrek aan vondstmateriaal niet worden gedateerd in een specifieke periode. Mogelijk is er in deze periode ter plaatse van het onderzoeksgebied (een deel van) een gebouwstructuur aanwezig geweest.
Vondsten uit de IJzertijd – Romeinse Tijd
Er is binnen het plangebied ook vondstmateriaal aangetroffen uit de periode van de IJzertijd tot en met de Midden Romeinse Tijd. Het betreft voornamelijk materiaal uit de akkerlaag en secundair materiaal in latere sporen. Er zijn geen sporen aangetroffen die met zekerheid in deze periode kunnen worden gedateerd. Het vondstmateriaal is wel een aanwijzing voor de aanwezigheid van een nederzettingsterrein in deze periode in de directe omgeving.
Bewoning in de Vroege Middeleeuwen
Verreweg de meeste aangetroffen archeologische resten dateren uit de Vroege Middeleeuwen, hoofdzakelijk uit de periode van de 7de tot en met 9de eeuw. Een groot aantal paalkuilen was gerelateerd aan meerdere structuren, die door het gebrek aan overzicht binnen de opgravingsputten, vaak niet konden worden herleid tot gebouwstructuren. De vele oversnijdingen/ overlappingen wijzen op een lange periode van bewoning, waarbij niet duidelijk is of het om één of meerdere erven gaat. Toch konden meerdere structuren (gedeeltelijk) worden gereconstrueerd.
Twee gebouwstructuren, die haaks op elkaar lagen betroffen een restant van een wandgreppelhuis uit de 7de of 8ste eeuw en een restant van een Odoorn C-achtige huisplattegrond uit de tweede helft van de 8ste of de eerste helft van de 9de eeuw. Tevens zijn restanten aangetroffen van een gebouwstructuur waar bij de fundering gebruik was gemaakt van veldkeien. Deze structuur kan worden gedateerd in de periode van de 9de t/m 11de eeuw. Een bijzonderheid betreft een mogelijk bouwoffer in de vorm van een paardenhoofd in relatie tot deze structuur.
Hoewel slechts een beperkt deel van deze nederzetting is opgegraven, wordt op basis van het hoge percentage import-aardewerk, de gebruikte bouwwijze en de ligging nabij de kerk verondersteld dat het mogelijk gaat om een erf van bovenlokaal belang. Van Markelo wordt namelijk aangenomen dat het één van de vroegste kerkstichtingen van Twente betreft, naast die van Oldenzaal en Ootmarsum.
IJzerproductie in de 11de -12de eeuw
Daadwerkelijke bewoningssporen uit de Volle Middeleeuwen zijn binnen het onderzoeksgebied niet aangetroffen. Wel is er gedurende een (korte) periode, in de tweede helft van de 11de eeuw of de eerste helft 12de eeuw, sprake geweest van ijzerproductie/ -bewerking. Ter plaatse van het meest noordelijke deel van het onderzoeksgebied werd een restant van een aftapoven voor ijzerproductie aangetroffen met een omringende laag met veel ijzerproductieafval. De aangetroffen smeedslakken en fragmenten van een smeedhaard zijn een aanwijzing dat ook de verdere bewerking van wolf in de directe omgeving heeft plaatsgevonden. Vermoedelijk gaat het om productie op lokaal niveau.
Bewoning in de Nieuwe Tijd
Na de beëindiging van de ijzerproductie is het terrein (opnieuw) in gebruik genomen als akkergrond, een functie die waarschijnlijk tot aan de 18de eeuw ongewijzigd is gebleven. Vermoedelijk is aan het begin van de 18de eeuw ter plaatse van het noordoostelijke deel van het plangebied een boerderij gebouwd en een erf ingericht.
Sporen van een latere uitbreiding en van bijgebouwen uit de 19de eeuw en het begin van de 20ste eeuw zijn binnen de opgravingsputten aangetroffen. Vanwege de bouwwijze, een ondiepe fundering op met zand gevulde en verdichte sleuven, heeft men op het terrein gedurende perioden van nieuwbouw veel zandwinningskuilen gegraven. Verder zijn onder meer ook sporen aangetroffen die zijn gerelateerd aan moestuinen en mestverwerking. Door de vele bodemingrepen zijn in dit deel van het plangebied helaas vrijwel geen oudere sporen bewaard gebleven.
Lees hier het rapport