Leven en werken in het Kartuizerklooster Roermond

Leven en werken in het Kartuizerklooster Roermond

In 2006 werd een archeologische opgraving uitgevoerd in het westelijke deel van de voormalige kloostertuin van het Kartuizerklooster Roermond aan de Bethlehem- en Voogdijstraat. Het onderzoek geeft inzicht over de opkomst en uitbreiding van het Kartuizerklooster en het leven van de monikken. Daarnaast geeft het een beeld van de middeleeuwse bewoning aan de Bethlehem- en Voogdijstraat.

Kartuizerklooster

Kartuizerklooster Roermond
2 monnikscellen delen 1 beerput in het Kartuizerklooster van Roermond (2006)

Volgens de archieven werd het Kartuizerklooster in 1376 gesticht. Tijdens het archeologisch onderzoek werd slechts een klein deel van het kloostercomplex opgegraven, zijnde het westelijke deel van de kloostertuin. Op basis van archiefonderzoek werden daar 6 monnikscellen verwacht.

Op basis van het archeologisch onderzoek kan worden geconcludeerd dat tijdens de eerst fase 5 monnikscellen aanwezig waren. Het betroffen cellen van 7 x 7 meter met een grote kamer en twee kleinere ruimtes. De monniken hadden elk een eigen latrine. Het klooster breidde later uit, wat tevens waarneembaar is in het aantal cellen: in de 15de eeuw werden 2 cellen bijgebouwd.

Na de stadsbrand van 1554, waarbij de refter, de kapittelzaal en de kerk werden vernietigd, kocht het klooster enkele onbebouwde percelen aangrenzend aan het kloosterterrein aan. Bij de daarop volgende verbouwingen werd onder andere de kloostertuin uitgebreid.

Op basis van het vondstmateriaal uit de beerputten kan worden geconcludeerd dat de monniken voornamelijk vis aten. De monniken mochten vanuit hun leer dan ook geen vlees eten. De aangetroffen runder-, schapen- en varkensbotten duiden mogelijk op het houden van deze dieren voor de melk of voor de consumptie door andere bewoners van het klooster. Daarnaast werden er in de beerputten resten aangetroffen die duiden op de productie van kralen.

Kralendraaiersafval uit het Kartuizerklooster

Eerdere bewoning

Voor de uitbreiding van het klooster was er langs de Bethlehemstraat en de Voogdijstraat ook al sprake geweest van bewoning. Langs de Bethlehemstraat werden resten aangetroffen van een huis met een houten skelet en vakwerkwanden. Een bakstenen fundering uit het midden van de 14de eeuw duidt mogelijk op de vervanging van het achterhuis naar een stenen variant. Op basis van het vondstmateriaal kan worden geconcludeerd dat het een welgesteld huishouden betrof.

Langs de Voogdijstraat betrof de bewoning een houten gebintconstructie op bakstenen poeren. De woning werd later versteend en fors uitgebreid. Op basis van het onderzoek is geconcludeerd dat de Voogdijstraat in de Late Middeleeuwen een dichtbevolkte straat moet zijn geweest met aan elkaar grenzende percelen.

Lees het volledige rapport.

Reacties zijn gesloten.